top of page

Orgel Oranjekerk Amsterdam

Een Impressie uit de tijd dat Harry er het orgel bespeelde  door Douwe Zeilenmaker 

Toen Harry in 1952 zijn intrede deed als organist trof hij nog het orgel aan in haar oude gedaante. 

Tijdens het kerstfeest van december 1953 kon ik nog voor de laatste keer het oorspronkelijke front van het orgel aanschouwen waarvan de frontpijpen echter met touwen bij elkaar gehouden werden, waarschijnlijk omdat men reeds was begonnen met de sloop van het oude front. 

De jaargids 1954-1955 maakte melding van het inmiddels gereed gekomen nieuwe interieur van de kerk. 

En tijdens het kerstfeest van december 1954 kon ik dan zelf voor het eerst kennis maken met o.a. de nieuwe behuizing van het orgel in de vorm van een rechtlijnig vierkant gevaarte waarvan ik bepaald schrok en dat voor mij meer leek op een grote radiokast. Slechts een aantal prestantpijpen aan de voorkant herinnerden er nog aan dat het toch echt om een orgel ging.

 

De foto’s laten de situatie voor en na de aanpassing zien.

Inmiddels is het orgel alweer sinds vele jaren verwijderd uit de kerk en staat het onttakeld opgeslagen bij orgelbouw Flentrop in Zaandam

 

Ook in december 1952 organiseerde de zondagschool weer het grote feest in de Oranjekerk.

Hoogstwaarschijnlijk was het Harry Grünbauer die in 1952 zijn intrede had gedaan als organist van de Oranjekerk, die de begeleiding tijdens het kerstfeest voor zijn rekening nam.

 

Wat betreft de Oranjekerk was er meer. De gemeenteleden ontvingen in de aanloop van het 50-jarig bestaan van de kerk, in 1953 een schrijven met een afbeelding van het kerkgebouw en daaronder de woorden: “ik zie een poort wijd openstaan, waardoor het licht komt stromen”. Het schrijven was afkomstig van de kerkmeesters en de commissie voor het fonds “Een halve eeuw Oranjekerk” en het luidde als volgt”: “Er moet ons iets van het hart. Op de hoek van de Van Ostadestraat en de tweede Van der Helststraat staat de Oranjekerk. 

Vraagt u echter niet hoe we de Oranjekerk binnenkomen. U weet het natuurlijk wel. Door de buitendeur komen we in een donker portaal en kijken tegen gesloten deuren. We moeten rechtsaf door een deur. Weer een donker portaal. Weer een deur en dan staan we in een hal, een grauwe kleurloze ruimte, ’s avonds verlicht door een elektrisch lampje, dat heen en weer hangt te zwaaien in een lelijke ouderwetse gaslantaarn. Op de Ceintuurbaan is er een zee van licht. Winkels en bioscopen stralen licht uit, dat nodigt om te kijken en binnen te komen. Maar bij de Oranjekerk is er geen licht. Alles donker. Het is toch niet juist dat er van onze Oranjekerk niet zoiets als een uitnodiging uitgaat. Als de klokken luiden moeten de deuren wijd open staan en moet er licht zijn. 

Maar het ging nog verder, waarbij de gedachtengang was als volgt: De jaren vijftig werden o.a. gekenmerkt soberheid, die verbonden was met de naoorlogse wederopbouw. Ook de bouwstijl van die tijd was zakelijk en onopgesmukt. Maar die 50 jaar oude Oranjekerk was dat allerminst. Gebouwd in de tijd van de Jugendstil en Art Deco droeg de kerk uitwendig en inwendig nog steeds de sporen daarvan. Lichtkronen met krullerige details, een uitbundig orgelfront en zachte pastelkleuren gaven het interieur van het gebouw een vooroorlogs aanzicht. Dat alles was uit de tijd. Vooruitstrevende Oranjekerkgangers zouden zich dan ook niet meer thuis voelen in het. gebouw. 

Het moest anders en na lang wikken en wegen viel er een ingrijpend besluit. De oude kroonluchters moesten vervangen worden door strakke hanglampen en het uitbundige orgelfront moest worden gesloopt om plaats te maken voor het rechtlijnig gevaarte en de balkons moesten worden afgekleed met eigentijds fineerhout en dat alles in de pasteltinten grijs en bruin.      

Verder zouden de veel te hoge banken verlaagd moeten worden zodat ook de kinderen de dominee konden zien. Er lag een ontwerp tot grondige wijzigingen van de toegangen tot de kerk gereed. Alles op alles moest worden gezet om een bedrag bijeen te brengen dat de kerkmeesters in staat stelde om het ontwerp uit te voeren”.      

En zo zou de Oranjekerk uiteindelijk het uiterlijk van de nieuwe lelijkheid krijgen die 40 jaar later door iedereen zou worden verfoeid.

In het jaar 1953 had men binnen de Oranjekerkgemeente niet stil gezeten voor wat betreft de vernieuwingsdrift. In een artikel in Trouw d.d. vrijdag 4 september 1953 met als kop: “Thans gerestaureerd en gemoderniseerd” werd vermeld dat de portalen en gangen vernieuwd waren en de oude preekstoel vervangen door een nieuw exemplaar. In het middenvak waren de banken en stoelen verdwenen, “beide even lelijk” om vervangen te worden door mooie stoelen. Voor de nieuwe preekstoel kwam een vaste avondmaalstafel en een doopvont te staan. Volgens datzelfde artikel in Trouw (waarin overigens niet gerept werd over een vervanging van het orgelfront en de betimmering van de balkons die eveneens hadden plaatsgevonden) was in de afgelopen 50 jaar bewezen dat de Oranjekerk niet voor niets was gebouwd: “steeds is er een behoorlijke belangstelling geweest. Ze kan zelfs als een van de drukst bezochte kerk van Hervormd Amsterdam worden beschouwd. Er worden in de Oranjekerk meer kinderen gedoopt en huwelijken bevestigd dan in een der andere Hervormde kerken”.

Toen de jubileumdienst die op vrijdag 11 september 1953 plaatsvond was de restauratie van de kerk overigens nog niet tot een afronding gekomen omdat er geen voldoende geld was om de gehele kerk te schilderen. 

In deze dienst zei dominee J.Buskes o.a. het volgende:

“al is de Oranjekerk misschien niet het laatste bolwerk, toch zijn wij dankbaar dat wij deze kerk hebben. Het is niet direct de fraaiste kerk maar dankzij een verbouwing is er een liturgisch centrum gekomen hetgeen wij zien als geestelijke winst.  Het is een wonder van de Oranjekerk dat de rijkdom van Christus aanwezig was. Het is een blijk van de liefde van Christus dat de Bijbel hier vijftig jaar op de kansel ligt”. 

Volgens een bericht in Trouw van zaterdag 12 september 1953 waarin verslag werd gedaan van de jubileumdienst sprak hierna de kerkmeester E.van Poelwijck een woord van dank tot de Oranjekerkgemeenten A en B voor de financiële offers die waren opgebracht.

De kerkelijke commissie had veel vertrouwen in beide wijkgemeenten en had het er daarom op gewaagd meer uit te geven dan oorspronkelijk de bedoeling was. Hij was dankbaar voor de restauratie maar nog niet voldaan. Met een gerust vertrouwen op de offervaardigheid van de gemeente ging de commissie verder.

Ds. H. Jonker de wijkpredikant uit de B-gemeente zag de restauratie in het licht van het Evangelie: “hoewel de kerk geen tempel, geen heiligdom is, mag het ook niet zomaar een vergaderruimte zijn. Het is een ruimte waar Gods Woord wordt gebracht. Het huis Gods dient sober en schoon van eenvoud te zijn. Aan de ene kant moeten we oppassen voor formalisme: niet de nadruk leggen op het uiterlijk, maar aan de andere kant moet het een waarachtige ontmoetingsplaats met God zijn”. Aan de jubileumdienst werd medewerking verleend door het Oranjekerkkoor en organist H.Grünbauer.

 

Het hoogtepunt voor mijzelf vormde echter weer de kerstviering van de zondagschool in de Oranjekerk. Het was tijdens dat feest in december 1953 dat ik voor het laatst het oorspronkelijke front van het orgel kon aanschouwen dat toen al in een dermate staat verkeerde dat een aantal frontpijpen met touwen bij elkaar gehouden moest worden. De orgelkast kan gammel geweest zijn of men was reeds begonnen met de sloop van het front in verband met de modernisering van de kerkruimte.

 

Na twee jaar voorbereiding kwam het tot de oprichting van wat officieel heette: “Oranje Jeugdkerk”. Men ging zich richten op kinderen tussen de 13 en 18 jaar. De jeugdkerk werd gehouden in een bovenzaaltje van de kosterij achter de Oranjekerk, Al snel kwamen daar zo’n 20 jongeren van bedoelde leeftijdscategorie elke zondagmorgen bijeen. De diensten werden keurig volgens de liturgie gehouden die in de “grote mensen” kerkdiensten gebruikelijk was. De preken werden kort en begrijpelijk gehouden en waren toegespitst op de jeugd. Daarnaast werd er veel gezongen. Elke derde zondag van de maand werd er na de dienst voor de gezelligheid koffie gedronken. Het was de bedoeling dat de jongeren vanaf hun 18e jaar de catechisatie zouden bezoeken. Gezien de wekelijkse opkomst kan gezegd worden dat deze in het algemeen graag de jeugdkerk bezochten; het sprak hen meer aan dan de diensten in de kerk. Ook mijn zus Atie bezocht vanaf het moment van oprichting de jeugdkerk.

Dat hield in dat ik vanaf september 1954 in mijn eentje naar de zondagschool ging.

Een enkele keer haalde ik mijn moeder daarna wel eens af van de Oranjekerk. Nog staat me voor de geest hoe dan op een gegeven moment de deuren open gingen en de kerkgangers vervolgens in drommen naar buiten stroomden waaronder ook mijn moeder. Als detail herinner ik mij de geur van lavendel die hier en door de mensen verspreid werd. 

12495945_776778282466673_522193832493436
010122032422.jpg
010122032424 (1).jpg
Amsterdam - Oranjekerk, voor 1954.jpg
010122032426.jpg

Er was zodanig voortgang gemaakt met de restauratie en modernisering van de Oranjekerk dat eerder vermelde tweede etappe daarmee was bereikt. De jaargids 1954-1955 van de kerk schreef daarover het volgende: “een stijlloze, door de jaren heen onpraktisch geworden toestand heeft al een grote verandering ondergaan. Herinnert u zich nog de oude entrees de hoge banken in het ruim, een preekstoel waar de predikant plotseling opdook, het orgelfront met ervoor gespannen touwen om de waggelende pijpen het verder uitvallen te beletten. Daartegenover staat een nieuwe kern met een liturgisch centrum van waaruit een nieuw interieur wordt opgebouwd, dat straks een geheel zal zijn, dat zal getuigen van een levende gemeente, bezield met liefde en toewijding”.

Het orgelfront was dus inmiddels ook vernieuwd. Ook de minder omvangrijke verbeteringen werden genoemd, zoals de knielbank, een tafelloper, een lessenaar, een klein karpet.

De gids gaat dan verder: “nu gaat de derde etappe van start (dus vanaf juli 1954): de voltooiing van het front (bedoeld werd waarschijnlijk de betimmering van de orgelgalerij) met inbegrip van een betimmering der omgaande galerij-balustraden, Ook vraagt de verlichting dringend om herziening (d.w.z. verwijdering van de prachtige kroon in het midden van de kerk). Maar we doen het rustig aan (de herziening van de verlichting werd inderdaad pas gerealiseerd in de eerste helft van de zestiger jaren). Op tekening ligt alles reeds vast en de opbrengst van de offerblokken geven het tempo aan waarin gewerkt wordt”.   

Het enthousiasme over de restauratie en “modernisering” van de kerk was, zo blijkt uit de toenmalige publicaties, groot, iets dat mede bleek uit de ruime opbrengsten van de offerblokken die dat alles kennelijk mogelijk maakten. In latere jaren zou men over dat alles aanmerkelijk anders gaan denken

 

Diezelfde jaargids 1954-1955 bood een aardig inkijkje in het kerkelijke leven rond de kerk dat bol stond van de volgende activiteiten:

er was een kerkkoor in het leven geroepen dat luisterde naar de naam “Omhoog”.

De wijkgemeente A werd bijgestaan door vele vrijwilligers, huisbezoekers en jeugdleiders die die hun best deden om zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Gemeentekringen werden in het leven geroepen.

Dan waren er de catechisaties en het jeugdwerk; dat laatste bestond uit activiteiten rond de Oranjekinderkerk, de bijbelklas later jeugdkerk, het Oranje kinderkoor (een gemengd koor voor de kinderen in de leeftijd van 5 t/m 11 jaar) en een meisjeskoor voor 11 jaar en ouder (zou Atie daar op hebben gezeten?), de Christelijke Jonge Meisjes Vereniging (C.J.M.V.) “Allen één”, de jeugdhonken “de Amstel” en “Station Centraal” en een wijkjeugdcommissie.

Verder was er sprake van wijkverpleging en zusterhulp, geleid door mej. zuster Joost en Hoevers, alsmede het dames “Comité voor Ziekenzorg”. Voorts was er een damesclub met als doel, het vervaardigen van kledingstukken, lakens etc., ter uitdeling aan gezinnen binnen de wijkgemeente die daarvoor in aanmerking kwamen.

Ook de ouderen werden niet vergeten. Zo was er de club “Ouden van dagen-Oranjekerk” die zich ten doel stelde, ouderen een middag in de week, een gezellig samenzijn te geven (er werd dan o.a. thee met koek of snoep geserveerd. Daarna speelde men een of ander spel. Sommigen lazen een tijdschrift of boek. Ook werd er wel voorgelezen of een voordracht gegeven. Af en toe kwam er zelfs een declamator. Op hoogtijdagen had het samenzijn een bijzonder karakter. De meeste bezoekers spaarden het gehele jaar om in de zomer een autotocht te maken).

Tenslotte was er de bibliotheek De prijs van het lenen van de boeken was voor ouderen 5 cent en voor de jeugd vier cent!     

  

Het was tijdens het jaarlijkse kerstfeest van de zondagschool dat ik nu zelf kennis zou maken met de “modernisering” van de Oranjekerk en daarmee met de nieuwe behuizing van het orgel in de vorm van een rechtlijnig vierkant gevaarte dat in mijn ogen veel weg had van een grote radiokast en waarbij slechts een kleine reeks orgelpijpen midden in het front duidelijk moest maken dat het hier toch echt om een orgel ging.

Het zou best wel eens kunnen dat bij deze gelegenheid het boekje “Het grote geheim” uitgereikt kreeg, dit keer geschreven W.G. van de Hulst JR, de zoon van de grote kinderschrijver.

 

In de loop van 1954 verliet dominee Buskes de Oranjekerk i.v.m. zijn emeritaat. In zijn plaats kwam dominee A. Stegenga en deze werd op zijn beurt verbonden 

aan de A-gemeente. Ondertussen ging de restauratie en “modernisering” van de kerk nog steeds onverminderd voort en zou men beginnen aan een z.g., tweede etappe.

 

In datzelfde jaar kreeg ik voor mijn verjaardag een harmonica waarop ik vol ijver liedjes leerde spelen. Op een gegeven moment verbeeldde ik me dat de spijlen van het trappenhuis van het huis waarin ik woonde het orgelfront van de Oranjekerk voorstelde, waarachter ik dan op de harmonica ging zitten spelen alsof ik de organist, was terwijl op mijn verzoek buurkinderen beneden in de hal plaatsnamen om naar mijn muziek te luisteren.

 

Douwe Zeilmaker 2019

bottom of page